Aanwijzingen voor ‌werkzaamheden

  • De freesbewerking moet altijd tegen de omlooprichting van de frees (7) gebeuren (tegenloop). Bij het frezen met de omlooprichting (gelijkloop) kan het elektrische gereedschap uit de hand gerukt worden.
  • Gebruik het elektrische gereedschap uitsluitend met gemonteerde freeskorf (2). Het verlies van controle over het elektrische gereedschap kan letsel veroorzaken.

Aanwijzing: Houd er rekening mee dat de frees (7) altijd buiten de voetplaat (10) uitsteekt. Beschadig de sjabloon of het werkstuk niet.

Stel de gewenste freesdiepte in.

Schakel het elektrische gereedschap in en leid het naar de plek die moet worden bewerkt.

Schakel na het frezen het elektrische gereedschap uit.

  • Leg het elektrische gereedschap pas neer, nadat de frees helemaal tot stilstand is gekomen. Uitlopende inzetgereedschappen kunnen verwondingen veroorzaken.

Met behulp van de kopieerhuls (20) kunt u contouren van modellen of sjablonen naar werkstukken overbrengen.

Kies afhankelijk van dikte van de sjabloon of het model de geschikte kopieerhuls. Vanwege de uitstekende hoogte van de kopieerhuls moet de sjabloon een minimale dikte van 8 mm hebben (zie afbeelding E1).

  • Kies een freesgereedschap met een diameter die kleiner is dan de diameter van de kopieerhuls.

Draai de vier cilinderkopschroeven aan de onderzijde van de glijplaat (9) eruit en neem de glijplaat weg.

Bevestig de kopieerhuls (20) in de glijplaat (zie afbeelding E2).

Schroef de glijplaat weer losjes op de voetplaat (10). De glijplaat moet nog vrij kunnen bewegen.

Om ervoor te zorgen dat de afstand van freesmidden en kopieerhulsrand overal gelijk is, moeten de kopieerhuls en glijplaat, indien nodig, ten opzichte van elkaar worden gecentreerd.

  • Lijn de glijplaat zodanig uit dat frees en kopieerhuls ten opzichte van de opening in de glijplaat gecentreerd zijn (zie afbeelding E3).
  • Houd de glijplaat in deze stand en draai de bevestigingsschroeven stevig vast.

Voor het frezen met de kopieerhuls (20) gaat u als volgt te werk:

  • Leg het elektrische gereedschap met de kopieerhuls (20) tegen de sjabloon.
  • Geleid het elektrische gereedschap met uitstekende kopieerhuls en met zijwaartse druk langs de sjabloon.

 

Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet het freesgereedschap zijn voorzien van een geleidingspen of kogellager.

Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap vanaf de zijkant naar het werkstuk tot de geleidingspen of het kogellager van het freesgereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk ligt.

Beweeg het elektrische gereedschap langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.

Voor parallel met de kant frezen kunt u een parallelgeleider (21) monteren.

Bevestig de parallelgeleider (21) op de freeskorf (2) met de kartelmoer (4).

Stel met de vleugelschroef op de parallelgeleider (22) de gewenste aanslagdiepte in.

Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap met gelijkmatige voorwaartse beweging en zijwaartse druk op de parallelgeleider langs de rand van het werkstuk.

Het geleidingshulpmiddel (23) dient voor het frezen van kanten met frezen zonder geleidingspen of kogellager.

Bevestig het geleidingshulpmiddel op de freeskorf (2) met de moer (4).

Geleid het elektrische gereedschap met gelijkmatige voorwaartse beweging langs de rand van het werkstuk.

Zijdelingse afstand: Om de hoeveelheid afgenomen materiaal te veranderen, kunt u de zijdelingse afstand tussen het werkstuk en de glijrol (26) bij het geleidingshulpmiddel (23) instellen.

Draai de vleugelschroef (24) los, stel de gewenste zijdelingse afstand door draaien van de vleugelschroef (25) in en draai de vleugelschroef (24) weer vast.

Hoogte: Stel afhankelijk van de gebruikte frees en de dikte van het te bewerken werkstuk de verticale uitlijning van het geleidingshulpmiddel in.

Draai de moer (4) op het geleidingshulpmiddel los, schuif het geleidingshulpmiddel in de gewenste positie en draai de schroef weer vast.