Zaagblad bevestigen of vervangen

Een overzicht van geadviseerde zaagbladen vindt u aan het einde van deze gebruiksaanwijzing. Plaats alleen zaagbladen met enkele nokkenschacht (T-schacht). Het zaagblad mag niet langer zijn dan nodig is voor de gewenste zaagsnede.

Gebruik voor het zagen van nauwe bochten een smal zaagblad.

  • Reinig de schacht van het zaagblad vóór het bevestigen. Een vervuilde schacht kan niet stevig bevestigd worden.

Neem eventueel de afdekkap (28) weg.

Trek de SDS-hendel (19) tot aan de aanslag naar voren en houd deze daar. Schuif het zaagblad (16), met de tanden in zaagrichting, tot het vastklikken in de zaagbladopname (18).

Let er bij het bevestigen van het zaagblad op dat het zaagblad tussen de bekken van de zaagbladgeleiding (15) loopt.

  • Controleer of het zaagblad stevig vastzit. Een los zaagblad kan uit de zaaghouder vallen en kan u verwonden.

Voor een goed zaagresultaat moeten de bekken van de zaagbladgeleiding (15) zo dicht mogelijk tegen het zaagblad (16) liggen, zonder het zaagblad vast te klemmen. Om de afstand aan de dikte van het zaagblad aan te passen, kunt u een bek van de zaagbladgeleiding verstellen.

Steek de binnenzeskantsleutel (26) in de instelopening (24) in de voetplaat. Draai de binnenzeskantsleutel overeenkomstig de markering naast de instelopening (rechtsom: afstand verkleinen; linksom: afstand vergroten). Zorg ervoor dat het zaagblad nog vrij kan bewegen.

Trek de SDS-hendel (19) tot aan de aanslag naar voren en verwijder het zaagblad (16).