Oplaadproces

Controleren of alle laadschachten (1) en accucontacten vrij zijn van grof vuil. Controleren of alle accu's volledig ingestoken zijn.

Het opladen begint, zodra de netstekker ingestoken en een accu geplaatst is. Wanneer het opladen met meerdere accu's gelijktijdig wordt gestart, dan worden ze na elkaar in de richting van de opgedrukte pijlen (2) opgeladen (linksom).

De accu's worden na elkaar in 2 laadcycli opgeladen.

  • In de eerste laadcyclus worden alle geplaatste accu's tot ca. 80 % van de capaciteit opgeladen.
  • In de tweede laadcyclus vindt het opladen plaats van ca. 80 % tot de accu volgeladen is. De tweede laadcyclus start, wanneer alle geplaatste accu's naar ca. 80 % zijn opgeladen.

Wanneer de accu een laadtoestand van meer dan ca. 80 % heeft, wordt deze in de eerste laadcyclus overgeslagen en in de tweede laadcyclus opgeladen tot deze een volle laadtoestand heeft. Wanneer tijdens de tweede laadcyclus een nieuwe accu met een laadtoestand onder ca. 80 % wordt geplaatst, wordt deze direct opgeladen. Nadat deze accu tot ca. 80 % is opgeladen, wordt de oplaadvolgorde opnieuw vastgelegd. De volgende accu die in de tweede laadcyclus wordt opgeladen, volgt de volgorde van de pijlen (2) op het oplaadapparaat (linksom).

Het oplaadproces is alleen mogelijk wanneer de temperatuur van de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt (0–45 °C).

Door het intelligente oplaadproces wordt de laadtoestand van de accu automatisch herkend en wordt er afhankelijk van accutemperatuur en -spanning opgeladen met de telkens optimale laadstroom.

Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen duidt erop dat de accu versleten is en moet worden vervangen.

Bij langdurig opladen of meermaals opladen zonder onderbreking kan het oplaadapparaat warm worden. Dit is echter onschadelijk en duidt niet op een technisch defect van het oplaadapparaat.