Modi

De 3 gebruiksmodi zijn allemaal in horizontale en verticale positie van het meetgereedschap mogelijk.

Rotatiemodus
De rotatiemodus is in het bijzonder aan te raden bij het gebruik van de laserontvanger. U kunt kiezen uit verschillende rotatiesnelheden.

Lijnmodus
In deze gebruiksmodus beweegt de variabele laserstraal zich in een begrensde openingshoek. Daardoor wordt de zichtbaarheid van de laserstraal ten opzichte van de rotatiefunctie verbeterd. U kunt uit verschillende openingshoeken kiezen.

Puntmodus
In deze gebruiksmodus wordt de beste zichtbaarheid van de variabele laserstraal bereikt. Deze dient bijv. voor het eenvoudig overbrengen van hoogtes of voor het controleren van rechte lijnen.

Lijn- en puntmodus zijn niet geschikt voor het gebruik met de laserontvanger (30).

Telkens na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de rotatiemodus met standaard rotatiesnelheid (300 min–1).

Om van lijn- naar rotatiemodus te gaan, drukt u op de toets rotatiemodus (5) of op de toets rotatiemodus (20) van de afstandsbediening.

Voor het wijzigen van de rotatiesnelheid drukt u zo vaak op de toets rotatiemodus (5) of de toets rotatiemodus (20) van de afstandsbediening tot de gewenste snelheid is bereikt.

Tijdens werkzaamheden met de laserontvanger dient u de hoogste rotatiesnelheid te kiezen. Bij het werken zonder laserontvanger verlaagt u voor een betere zichtbaarheid van de laserstraal de rotatiesnelheid en gebruikt u de laserbril (40).

Om naar de lijnmodus of puntmodus te gaan, drukt u op de toets lijnmodus (11) of de toets lijnmodus (21) van de afstandsbediening.

Het meetgereedschap gaat naar de lijnmodus met de kleinste openingshoek.

Voor het wijzigen van de openingshoek drukt u zo vaak op de toets lijnmodus (11) of de toets lijnmodus (21) van de afstandsbediening tot de gewenste gebruiksmodus is bereikt. De openingshoek wordt stapsgewijs bij elke keer indrukken vergroot, tegelijkertijd wordt de rotatiesnelheid bij elk stapje verhoogd.

Na de grootste openingshoek gaat het meetgereedschap na kort natrillen naar de puntmodus. Als er opnieuw op de toets voor lijnmodus (11) wordt gedrukt, dan gaat u terug naar de lijnmodus met de kleinste openingshoek.

Aanwijzing: Vanwege de traagheid kan de laser iets over de eindpunten van de laserlijn heen schommelen.