Automatische nivellering

Werkzaamheden met automatisch waterpassen

Plaats het meetgereedschap op een horizontale, vlakke ondergrond, bevestig het op de universele houder (25) of het statief (31).

Voor het werken met automatisch waterpassen de aan/uit-schakelaar (16) naar de stand " On" schuiven.

Het automatische nivelleersysteem nivelleert automatisch oneffenheden binnen het zelfnivelleerbereik van ±4°. De nivellering is afgesloten zodra de laserlijnen niet meer bewegen.

Is de automatische nivellering niet mogelijk, bijv. omdat het opstelvlak van het meetgereedschap meer dan 4° van de horizontale lijn afwijkt, dan beginnen de laserlijnen in een snel tempo te knipperen. Bij geactiveerd geluidssignaal is een signaal in een snel ritme te horen.

Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en wacht de zelfnivellering af. Zodra het meetgereedschap zich binnen het zelfnivelleerbereik van ±4° bevindt, blijven de laserstralen branden en wordt het geluidssignaal uitgeschakeld.

Bij schokken of veranderingen van positie tijdens het gebruik wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw genivelleerd. Controleer na een hernieuwde nivellering de positie van de horizontale of verticale laserlijn met betrekking tot de referentiepunten om fouten door een verschuiving van het meetgereedschap te vermijden.

Werken met pendelvergrendeling

Voor het werken met pendelvergrendeling schuift u de aan/uit-schakelaar (16) in de stand „ On“. De indicatie pendelvergrendeling (4) brandt rood en de laserlijnen knipperen continu in een langzaam ritme.

Bij het werken met pendelvergrendeling is het automatische nivelleersysteem uitgeschakeld. U kunt het meetgereedschap vrij in de hand houden of op een hellende ondergrond zetten. De laserlijnen worden niet meer genivelleerd en lopen niet meer noodzakelijk loodrecht op elkaar.