Functies

In de modus CenterFind probeert het meetgereedschap automatisch, door een op- en neerwaartse beweging van de rotatiekop de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger uit de lijnen. De laserstraal kan op de X‑ of Y‑as van het meetgereedschap worden uitgelijnd.

De modus CenterFind wordt op de laserontvanger gestart. Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van de laserontvanger en neem deze in acht.

Tijdens het zoeken verschijnt het symbool CenterFind voor een of beide assen op het display van het meetgereedschap en de statusaanduiding (12) knippert rood.

Als de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger kon worden uitgelijnd, dan wordt de modus CenterFind automatisch beëindigd en de gevonden helling verschijnt op het startscherm.

Als de laserstraal niet op de middenlijn van de laserontvanger kon worden uitgelijnd, dan wordt de rotatie van de laserstraal gestopt en een foutmelding verschijnt op het display. Druk op een willekeurige toets om de foutmelding te sluiten. De betreffende as wordt weer op 0 % genivelleerd.

Controleer of meetgereedschap en laserontvanger correct zijn geplaatst en start de modus opnieuw. De laserontvanger moet zich binnen een draaibereik van ±8,5 % van het meetgereedschap bevinden.

Aanwijzing: Bij het gebruik van de modus CenterFind kan de instelling van beide assen veranderen, ook wanneer een van de assen niet op de laserontvanger werd uitgelijnd.

In de modus CenterLock probeert het meetgereedschap automatisch, door een op- en neerwaartse beweging van de rotatiekop de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger uit de lijnen. Het verschil met de modus CenterFind is dat de positie van de laserontvanger continu gecontroleerd en de helling van het meetgereedschap automatisch aangepast wordt. De hellingwaarden verschijnen niet op het display.

  • Let er bij het werken met de modus CenterLock zorgvuldig op dat meetgereedschap en laserontvanger niet per ongeluk worden bewogen. Door de automatische aanpassing van de helling bij elke positieverandering kunnen er foute metingen ontstaan.

De laserstraal kan op de X‑ of Y‑as van het meetgereedschap worden uitgelijnd.

De modus CenterLock wordt op de laserontvanger gestart en beëindigd. Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van de laserontvanger en neem deze in acht.

Tijdens het zoeken verschijnt het symbool CenterLock voor een of beide assen op het display van het meetgereedschap en de statusaanduiding (12) knippert rood.

Als de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger kon worden uitgelijnd, dan verschijnt op het startscherm voor een of beide assen het symbool CenterLock. De hellingwaarden verschijnen niet.

Als de laserstraal niet op de middenlijn van de laserontvanger kon worden uitgelijnd, dan wordt de rotatie van de laserstraal gestopt en een foutmelding verschijnt op het display. Druk op een willekeurige toets om de foutmelding te sluiten. De betreffende as wordt weer op 0 % genivelleerd.

Controleer of meetgereedschap en laserontvanger correct zijn geplaatst en start de modus opnieuw. De laserontvanger moet zich binnen een draaibereik van ±8,5 % van het meetgereedschap bevinden.

Aanwijzing: Bij het gebruik van de modus CenterLock kan de instelling van beide assen veranderen, ook wanneer een van de assen niet op de laserontvanger werd uitgelijnd.

In de rotatiemodus kunt u de variabele laserstraal (8) voor een of meerdere kwadranten van het rotatievlak uitschakelen. Op deze manier is het mogelijk om het gevaar door laserstraling te begrenzen tot bepaalde gebieden. Bovendien kan de storing van andere apparaten door de laserstraal of de storing van de laserontvanger door ongewenste reflecties worden vermeden.

Het uitschakelen van afzonderlijke kwadranten kan alleen met behulp van de Bosch Levelling Remote App worden bestuurd. De kwadranten waarin de laserstraal zichtbaar is, zijn in de aanduiding lasermodus (a) op het startscherm te zien.