Functies

In de modus CenterFind probeert de rotatielaser automatisch, door een op- en neerwaartse beweging van de rotatiekop de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger uit de lijnen.

De laserstraal kan bij een horizontale positie van de rotatielaser met betrekking tot de X‑as van de rotatielaser, op de Y‑as of op beide assen tegelijkertijd worden uitgelijnd zie Hellingbepaling met modus CenterFind (zie afbeelding D). Bij een verticale positie van de rotatielaser is alleen een uitlijning op de Y‑as mogelijk.

Modus CenterFind starten:

Plaats de rotatielaser en laserontvanger zodanig dat de laserontvanger zich in richting van de X‑as of de Y‑as van de rotatielaser bevindt. Lijn de laserontvanger zodanig uit dat de gewenste as in een rechte hoek t.o.v. het ontvangstveld (1) staat.

Moet de laserstraal op beide assen worden uitgelijnd, plaats dan telkens een met de rotatielaser verbonden laserontvanger in richting van de X‑ en Y‑as. Elke laserontvanger moet zich binnen het draaibereik van ±8,5 % van de rotatielaser bevinden.

Schakel de rotatielaser in de rotatiemodus in.

LR 65 G: In het instellingsmenu moet de Center-functie op modus CenterFind (CF) gezet zijn. Bij uitlijning op twee assen van de rotatielaser geldt dat voor beide laserontvangers.

Voor het starten van de modus CenterFind voor de X‑as drukt u ofwel lang op de toets modus CenterFind (17) of drukt u lang op de toets modus CenterFind (17) samen met de toets X‑as (16).

Voor het starten van de modus CenterFind voor de Y-as drukt u lang op de toets modus CenterFind (17) samen met de toets Y‑as (15).

Moet de laserstraal tegelijkertijd op beide assen worden uitgelijnd, dan moet de modus CenterFind op elke laserontvanger apart worden gestart.

Na het starten van de modus CenterFind beweegt de rotatiekop op de rotatielaser op en neer. Tijdens het zoeken verschijnt in de tekstaanduiding (e) CFX (X‑as) of CFY (Y‑as).

Als de laserstraal het ontvangstveld (1) ter hoogte van de middenlijn van de laserontvanger raakt, dan verschijnt de aanduiding middenlijn (h) evenals in de tekstaanduiding (e) XOK (X‑as) of YOK (Y‑as). Op de rotatielaser wordt de waarde van de gevonden helling weergegeven. De modus CenterFind wordt automatisch afgesloten.

Modus CenterFind annuleren:

Om de modus CenterFind te annuleren drukt u op de toets modus CenterFind (17) en houdt deze ingedrukt.

Verhelpen van fouten:

Kon de laserstraal de middenlijn van de laserontvanger binnen het draaibereik niet vinden, dan verschijnt in de tekstaanduiding (e) ERR en alle LED-richtingaanduidingen branden. Druk op een willekeurige toets op de rotatielaser en een op de laserontvanger om de foutmeldingen te sluiten. Plaats de rotatielaser en laserontvanger opnieuw, zodat de laserontvanger zich binnen het draaibereik van ±8,5 % van de rotatielaser bevindt. Let erop dat de laserontvanger t.o.v. de X‑as of de Y‑as is uitgelijnd, zodat de laserstraal horizontaal door het ontvangstveld (1) kan lopen. Start dan de modus CenterFind opnieuw.

LR 65 G: Als beide assen van de rotatielaser op een laserontvanger moeten worden uitgelijnd, dan moet op beide laserontvangers dezelfde Center-functie zijn ingesteld. Een combinatie van modus CenterFind en modus CenterLock is niet mogelijk.
Als op een as al de modus CenterLock ingesteld is en wordt op de andere as de modus CenterFind gestart, dan verschijnt in de tekstaanduiding (e) afwisselend ERR en CL. Stel op beide laserontvangers de modus CenterFind in en start de functie opnieuw.

Met behulp van de modus CenterFind kan de helling van een vlak tot max. 8,5 % worden gemeten. Plaats hiervoor de rotatielaser aan een uiteinde van het hellende vlak in horizontale positie op een statief. De X‑ of Y‑as van de rotatielaser moet in één lijn met de te bepalen helling zijn uitgelijnd. Schakel de rotatielaser in en laat deze nivelleren.

Bevestig de laserontvanger met de houder op een meetlat (25). Plaats de meetlat dichtbij het meetgereedschap (aan hetzelfde uiteinde van het hellende vlak). Lijn de laserontvanger op de meetlat in hoogte zodanig uit dat de laserstraal van de rotatielaser als "in het midden" wordt weergegeven ➊.

Plaats vervolgens de meetlat met de laserontvanger aan het andere einde van het hellende vlak ➋. Let erop dat de positie van de laserontvanger op de meetlat onveranderd blijft.

Start de modus CenterFind voor de as die op het hellende vlak is uitgelijnd. Na afsluiting van de modus CenterFind verschijnt op de rotatielaser de helling van het vlak.

In de modus CenterLock probeert de rotatielaser automatisch, door een op- en neerwaartse beweging van de rotatiekop de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger uit de lijnen. Het verschil met de modus CenterFind is dat de positie van de laserontvanger continu gecontroleerd en de helling van de rotatielaser automatisch aangepast wordt. Op het display van de rotatielaser verschijnen geen hellingswaarden.

De uitlijning is voor de X‑ en Y‑as mogelijk, zowel bij horizontale positie als bij verticale positie van de rotatielaser.

Modus CenterLock starten:

Plaats de rotatielaser en laserontvanger zodanig dat de laserontvanger zich in richting van de X‑as of de Y‑as van de rotatielaser bevindt. Lijn de laserontvanger zodanig uit dat de gewenste as in een rechte hoek t.o.v. het ontvangstveld (1) staat.

Moet de laserstraal op beide assen worden uitgelijnd, plaats dan telkens een met de rotatielaser verbonden laserontvanger in richting van de X‑ en Y‑as. Elke laserontvanger moet zich binnen het draaibereik van ±8,5 % van de rotatielaser bevinden.

Schakel de rotatielaser in de rotatiemodus in.

In het instellingsmenu van de laserontvanger moet de Center-functie op modus CenterLock (CL) gezet zijn. Bij uitlijning op twee assen van de rotatielaser geldt dat voor beide laserontvangers.

Voor het starten van de modus CenterLock voor de X‑as drukt u ofwel lang op de toets modus CenterFind (17) of drukt u lang op de toets modus CenterFind (17) samen met de toets X‑as (16).

Voor het starten van de modus CenterLock voor de Y-as drukt u lang op de toets modus CenterFind (17) samen met de toets Y‑as (15).

Moet de laserstraal tegelijkertijd op beide assen worden uitgelijnd, dan moet de modus CenterLock op elke laserontvanger apart worden gestart.

Na het starten van de modus CenterLock beweegt de rotatiekop op de rotatielaser op en neer. Tijdens het zoeken verschijnt in de tekstaanduiding (e) CLX (X‑as) of CLY (Y‑as).

Als de laserstraal het ontvangstveld (1) ter hoogte van de middenlijn van de laserontvanger raakt, dan verschijnt de aanduiding middenlijn (h) evenals in de tekstaanduiding (e) LOC. Op de rotatielaser verschijnt het symbool CenterLock op het startscherm voor de betreffende as.

Bij positieveranderingen van laserontvanger of rotatielaser wordt de helling op de rotatielaser automatisch aangepast.

  • Let er bij het werken met de modus CenterLock zorgvuldig op dat rotatielaser en laserontvanger niet per ongeluk worden bewogen. Door de automatische aanpassing van de helling bij elke positieverandering kunnen er foute metingen ontstaan.

Modus CenterLock annuleren:

Om de modus CenterLock te annuleren of te beëindigen drukt u op de toets modus CenterFind (17) en houdt deze ingedrukt. Als de laserstraal op dat moment al met succes op de middenlijn van de laserontvanger was uitgelijnd, dan blijft de ingestelde helling op de rotatielaser ook bij annuleren van de modus CenterLock behouden.

Verhelpen van fouten:

Kon de laserstraal de middenlijn van de laserontvanger niet binnen 2 minuten vinden (ongeacht of bij start van de modus of na positieveranderingen), dan verschijnt in de tekstaanduiding (e) ERR en alle LED-richtingaanduidingen branden.

Druk op een willekeurige toets op de rotatielaser en een op de laserontvanger om de foutmeldingen te sluiten. Plaats de rotatielaser en laserontvanger opnieuw, zodat de laserontvanger zich binnen het draaibereik van ±8,5 % van de rotatielaser bevindt. Let erop dat de laserontvanger t.o.v. de X‑as of de Y‑as is uitgelijnd, zodat de laserstraal horizontaal door het ontvangstveld (1) kan lopen. Start dan de modus CenterLock opnieuw.

Als beide assen van de rotatielaser op een laserontvanger moeten worden uitgelijnd, dan moet op beide laserontvangers dezelfde Center-functie zijn ingesteld. Een combinatie van modus CenterLock en modus CenterFind is niet mogelijk.
Als op een as al de modus CenterFind ingesteld is en wordt op de andere as de modus CenterLock gestart, dan verschijnt in de tekstaanduiding (e) afwisselend ERR en CF. Stel op beide laserontvangers de modus CenterLock in en start de functie opnieuw.

De laserontvanger heeft elektronische filters voor stroboscooplichten. De filters beschermen bijv. tegen storingen door waarschuwingslichten van bouwmachines.